De roman bestaat uit twee verhaallijnen. Aan de ene kant volg je Lidy in haar
noodlottige tocht, aan de andere kant wordt het hele leven van Armanda (tot aan
het verzorgingshuis) verteld.
De auteur: Margriet de Moor
Margriet de Moor werd geboren als Margaretha Maria
Antonette Neefjes als vierde van tien kinderen in een katholiek gezin. Op haar
zeventiende vertrok ze naar Den Haag om aan het Koninklijk Conservatorium voor
Muziek piano te studeren, later werd het hoofdvak solozang. Al spoedig bleek
haar speciale affiniteit als zangeres met de moderne muziek. Ze studeerde af
met Alban Berg (Sieben Frühe Lieder) en Pierre Boulez (Improvisations sur
Mallarmé) In 1966 trouwde ze met beeldend kunstenaar Heppe de Moor (1938-1992)
met wie ze twee dochters kreeg van wie de een beeldend kunstenaar zou worden,
Lara (1969) en de andere schrijver, Marente (1972)
Tijdens haar huwelijk studeerde Margriet de Moor
kunstgeschiedenis en archeologie aan de Universiteit van Amsterdam en gaf
pianoles. Met haar man begon ze in 1984 in ’s Graveland een atelier voor
ontmoetingen tussen kunstenaars en publiek. Voor de bijeenkomsten aldaar maakte
ze een aantal film- en videoportretten van de zich presenterende kunstenaars.
Toen de financiering van deze films niet meer mogelijk was, begon ze te
schrijven. Haar debuut, de verhalenbundel Op de rug gezien werd zeer goed
ontvangen, genomineerd voor de AKO Literatuurprijs en bekroond met de prijs
voor het best verkochte literaire debuut Het gouden Ezelsoor.
Gezaghebbende recensies
Recensie 1: 'Alsof de tijd zich ooit zou laten
dwingen' - door Peter Blok, 21 mei 2005, Recensieweb.nl
Het vijfde en laatste hoofdstuk uit de nieuwe roman
van Margriet de Moor, De verdronkene, heeft als titel ‘Responsorium’. Op
het eerste gezicht is dit een merkwaardig slot. Met betrekking tot het lot van
de hoofdpersonen resten slechts enkele vragen en de hoofdhandeling is afgerond.
Deze laat zich overigens met weinig woorden weergeven. De gebeurtenissen worden
in gang gezet door een weekendreis die Lidy, een jonge vrouw en moeder, maakt
op verzoek van haar zus Armanda. Voor haar in de plaats brengt zij een cadeau
naar Zeeland en maakt daar de watersnoodramp mee. Een tweede verhaallijn wordt
gevormd door de belevenissen van Armanda en haar familie. In het ‘Responsorium’
vindt tot slot een gesprek plaats tussen de twee zussen.
Bij het weergeven van de gebeurtenissen in Zeeland
hanteert De Moor een aan Kundera verwante techniek: eerst trekt zij de
contouren, het verloop van de gebeurtenissen is duidelijk, details volgen. Zo
is het op de tweede bladzijde vrijwel zeker dat Lidy niet terug zal keren van
haar reis omdat er sprake is van een ‘afscheid (dat) voorgoed was’. Door deze
techniek schept De Moor een spanning die niet alleen afhankelijk is van de
opeenvolging der gebeurtenissen. Het gaat dan niet meer om de afloop van een
rampzalig weekend maar om zaken die daar bovenuit worden getild: hoe reageren
mensen op elkaar, welke rol speelt het individuele verleden op zo’n moment. Dit
betekent niet dat De Moor de couleur locale verwaarloost. De storm wordt zo
pakkend weergegeven dat bij het onderbreken van het lezen de afwezigheid van
geluid verbazing wekte. Meteorologische achtergronden worden meegedeeld via
allerlei kanalen: van het polygoonjournaal en een weerkundige, tot een
hoofdingenieur van Rijkswaterstaat. Daarbij werd het gevoel van ongeduld zoals
verwoord door Lidy (‘goeiegenade, oké, maar hoe raak ik nu van die man af’),
bij het lezen van deze realistische passages een enkele keer het mijne.
De verdronkene is maar in zeer beperkte mate een realistische
roman. Dat blijkt uit de vervlechting van een enkele dagen durende winterreis
van Lidy met zo’n 30 jaar uit het leven van haar zus; afwisselend volgen we
enerzijds Armanda en anderzijds dat wat Lidy overkomt. De tijd loopt, zoals in
het motto uit Terwijl ik op sterven lag van
Faulkner, ‘als een bochtige draad parallel tussen ons in’. Door het op die
manier thematiseren van tijd, komt de vervlechting van de twee verhaallijnen
nergens geforceerd over en verdwijnt het verschil in tijd. De geconcentreerd
weergegeven gebeurtenissen uit 1953 weerspiegelen het verloop van Armanda’s leven,
haar ‘Familieroman’, zoals de titel van hoofdstuk V luidt.
De spiegeling tussen de twee verhaallijnen in De verdronkene wordt op veel niveaus herhaald.
Veelvuldig verschijnen spiegels en spiegelingen en wat dit betreft is de
verhouding tussen de twee zusters het meest dwingend. Zij zijn vrijwel elkaars
spiegelbeeld en het tweetal nam ‘hoogstwaarschijnlijk wel met precies dezelfde
blik’ waar. Lidy gaat in plaats van haar zus naar Zeeland en Armanda neemt
Lidy’s rol over in Amsterdam. In dit verband is de volgende scène veelzeggend.
Lidy bevindt zich met de dijkgraaf in een huis op het door de storm geteisterde
platteland. Op dat moment blijkt het verleden voor haar geen enkele rol te
spelen en de conclusie is ‘Het gemak waarmee je ene ik een stapje terug doet,
voorrang verleent aan het andere’. En met dit soort overwegingen roept De Moor
een aantal vragen op, die de kern van de roman vormen; vragen naar de
verhouding tussen ‘al die ikken’, of het mogelijk is de plaats van een ander in
te nemen en, indien dat gebeurt, wat dat voor gevolgen heeft.
In het ‘Responsorium’ spreekt Armanda over Lidy als
over een bij haar ondergedoken zus, ‘Iemand die mijn leven lang met me mee
heeft gekeken en meegeluisterd’ en stelt zo hun betrekking definitief vast.
Wellicht is dat ook de betekenis van het laatste hoofdstuk. Het is een gesprek
tussen de bijna overleden Armanda en haar verdronken zus. Daarmee is de
scheiding tussen de twee verhaallijnen, verleden en heden, verdwenen. Het
‘Responsorium’ geeft niet een antwoord op alle vragen, maar moet misschien
eerder in beschouwelijke zin worden opgevat: een herhaling van vragen en
voorzichtige overwegingen met een bespiegelend effect. Als dat een van de
bedoelingen van De verdronkene is, dan is Margriet de Moor daarin
zeker geslaagd.
Recensie 2: 'Het epos van de
verdronken Lidy' - door T. van Deel, Trouw
In de watersnoodramp van 1953 verliest Armanda haar
zus Lidy. Margriet de Moor weet zowel de dommekracht van de natuur als het menselijk
verzet tegen de dood schitterend te verbeelden.
In de meeste romans speelt de natuur een volstrekt
ondergeschikte, hooguit decoratieve rol. Er kunnen natuurlijk wel wat
symbolische trekjes mee gemoeid zijn, zie bijvoorbeeld de romans van Vestdijk
die in de Alpen spelen, maar in het algemeen is de natuur in onze vertelkunst
gedomesticeerd en dringt zij niet echt door tot het menselijk leven dat de
roman tenslotte als onderwerp heeft.
Die gevallen waarin het de schrijver werkelijk lukt de
natuur als misschien wel meest bepalende en altijd fatale kracht in het bestaan
uit te beelden, zijn op slag onvergetelijk. Een schrijver die het leven in zijn
natuurlijke totaliteit, en dus ook in betrekking tot de onmenselijke elementen
waaraan het is blootgesteld, weergaloos kon beschrijven, is Koolhaas. Vooral
zijn roman 'Tot waar zal ik je brengen', het verhaal van een vloedgolf die twee
geliefden voorgoed van elkaar scheidt, laat de natuur haar niet te verdragen en
ook niet ontkennen krachten uitoefenen.
Ik moest aan het pathetisch meesterschap van Koolhaas
denken bij het lezen van de nieuwste roman van Margriet de Moor, 'De
verdronkene'. Ook zij bezit het vermogen die dommekracht van de natuur als lot
uit te drukken, als factor waartegen het leven en de levenswil strijden; het
soms winnen, maar vaak verliezen. De Moor schrijft veel geacheveerder dan
Koolhaas, zij is ook veel meer op een compositie van verhaalelementen gericht,
maar ook zij moet posities innemen bij het vertellen, posities die liggen
tussen volkomen inleving en koelbloedige distantie.
De dramatische opbouw van de roman is opmerkelijk en
effectief. De belangrijkste gebeurtenis erin, de dood van Lidy tijdens de watersnoodramp van 1953, wordt over de
gehele, omvangrijke roman heen verspreid en uitgewerkt.
Haar jongere zusje Armanda, dat blijkt al gauw, heeft
haar gesuggereerd er een weekendje tussenuit te gaan en als plaatsvervangster
op te treden in Zeeland. Het zijn de vaker bij De Moor voorkomende, tamelijk
irrationele ingevingen van mensen, die ergens vandaan willen, uit hun leven tot
dusver willen treden, misschien omdat ze willen weten wie ze zijn of wie ze ook
kunnen zijn.
Dat geldt voor Lidy, die het reisje aangrijpt hoewel
ze getrouwd is met Sjoerd, en dat geldt ook voor Armanda, die in een
onuitgesproken en ook ongeconsumeerde driehoeksverhouding zit met Sjoerd.
Deze ene beslissing 'voor een ogenblik afscheid nemen
van het eigene', zal Lidy met de dood bekopen en zal Armanda, hoewel ze nog
lang blijft tegenstribbelen, onvermijdelijk in de armen van Sjoerd drijven,
waaruit ze zich even onvermijdelijk na jaren huwelijk zal bevrijden, omdat hij
het met een ander aanlegt.
Het is begrijpelijk dat de verdrinking van Lidy -pas
na dertig jaar komen haar resten boven water- en het innemen van haar plaats
als echtgenote, Armanda voor het leven tekenen. Het is eigenlijk het bijbelse
verhaal van Ruth en Boas, maar dan wat de seksen betreft omgekeerd.
De Moor heeft een zowel breed als gedetailleerd
panorama voor ogen gestaan, getuige het resultaat. Begint de roman in 1953, hij
eindigt in de toekomende tijd met een verbeeldingsscène van de eerste orde,
waarin de twee zusjes -de ene is al veel meer dan een halve eeuw dood, de ander
zit in het verzorgingstehuis en voelt dat ze het niet lang meer zal maken- een
gesprek met elkaar voeren.
Deze kunstgreep is volkomen overtuigend en komt als
afronding heel natuurlijk voor; daaraan voorafgaand heeft de roman al zoveel
geslaagde verbindingen gelegd tussen leven en dood, vroeger en later,
werkelijkheid en fantasie.
Op het laatst wordt dit verhaal het 'epos van Lidy'
genoemd en dat is geen vreemde karakteristiek ervan. Zeker krijgen ook de
levens van haar zusje, haar man, haar kind, haar ouders de nodige aandacht,
maar alles wat zij over hen wordt verteld, staat toch hoe dan ook in het
perspectief van haar afwezigheid -en daardoor: aanwezigheid.
De structuur van de roman legt telkens weer de nadruk
op haar aanwezigheid door het verhaal van haar verdrinkingsdood verspreid over
driehonderd bladzijden heel gefaseerd en tot in details te vertellen.
Dit verhaal heeft de eigenaardige en intrigerende
uitwerking dat de tijd erin lijkt stil te staan. Zij is opgedeeld in minieme
eenheden, terwijl er razendsnel van alles plaatsgrijpt: de watervloed raast
voorbij, de wereld gaat ten onder -alleen de 'levenshonger' kan het tij nog
keren.
De stuwende kracht van het boek is in deze afwisseling
gelegen, niet in zoiets als de afloop, want die is al vanaf het begin bekend.
Het gaat eigenlijk over het feit dat een kortstondige gebeurtenis een betekenis
krijgt van levensbepalende aard voor een kring van nabestaanden, terwijl
dezelfde gebeurtenis -heel gewaagd eigenlijk- als een persoonlijke belevenis
van strijd tegen de elementen, het noodlot, verteld wordt.
Wat de vertelwijze betreft, De Moor weet geslepen
zowel in haar personages te kruipen als er, vaak van enorme afstand, naar te
kijken. Haar vertellen is telescopisch: ze kan in- en uitschuiven, en ook
onderhuids terechtkomen. Ongehoord zijn de bladzijden waarin de ramp, de
orkaan, het watergeweld, de langsrazende spullen, de doodsnood, het losraken
van huizen, kortom, de volslagen futiliteit van alles beschreven wordt.
En toch, juist deze extreme omstandigheden verhevigen
ook de aandacht niet alleen voor de dood in het leven, maar ook voor het leven
in de dood. Niet voor niets laat De Moor in het al bijna vlot geraakte huis nog
uit een geredde zwangere vrouw een kind geboren worden, ten teken dat het
leven, ook als het ten dode is opgeschreven, zich daartegen verzet.
De roman eindigt gelaten, in wijsheid. De hoge golven,
de harde wind, ze zijn gaan liggen, in evenwicht gebracht door een verhaal dat
waarschijnlijk het mooiste is dat Margriet de Moor tot dusver geschreven heeft.
Eigen recensie
Het verhaal De Verdronkene van Margriet de Moor
vind ik zeer aangrijpend. Als lezer wordt je meegesleurd in een achtbaan van
emoties en heftige gebeurtenissen, wat mij op sommige momenten emotioneerde.
Dat Lidy sterft bijvoorbeeld en hoe Lidy's man, Sjoerd, en Lidy's zus, Armanda,
zo intens met elkaar verbonden raken door de zoektocht naar hun geliefde vind
ik heel ontroerend. De manier van schrijven is in mijn ogen zeer uniek.
Margriet de Moor weet de twee verhalen los van elkaar, maar toch zo verbonden
met elkaar te weergeven. Heel knap.